Wanneer is er sprake van grensoverschrijdende meerwaarde?
Bij de beoordeling van de grensoverschrijdende meerwaarde wordt er gekeken naar een vijftal elementen:
- Noodzaak van gezamenlijke aanpak. Sommige problemen of opportuniteiten kunnen enkel in gezamenlijkheid worden aangepakt. We kunnen hierbij denken aan grensknelpunten (harmonisatie regelgeving, ontwerpen regelgeving rond/t.b.v. grensoverschrijdende interacties, …) of aan inrichtingsmaatregelen (t.b.v. klimaatadaptatie, biodiversiteit …) die gezamenlijk moeten worden tot stand gebracht, omdat enkel dan het beoogde doel bereikt kan worden.
- Schaalvoordelen. Er kunnen schaalvoordelen ontstaan als men bijvoorbeeld een installatie bouwt waarvoor de kritische massa in enkel Vlaanderen of Zuid-Nederland te klein is, maar die voor het gehele grensgebied een duidelijke meerwaarde betekent als men er langs beide kanten van de grens gebruik kan van maken.
- Complementariteit van activiteiten. Er ontstaat een grensoverschrijdende meerwaarde als men complementaire activiteiten uitvoert op verschillende locaties langs weerzijden van de grens, in tegenstelling tot gelijkaardige activiteiten waarbij louter de locatie verschillend is of geheel verschillende activiteiten die verder weinig raakvlakken hebben. De complementariteit zorgt ervoor dat men effectief van elkaar kan leren.
- Kenniseffecten. Een grensoverschrijdende meerwaarde kan ook voortvloeien uit het feit dat men van elkaar leert omwille van verschillen in aanpak of in expertise wat kan zorgen voor verdere kruisbestuiving en kenniseffecten.
- Stimulans voor grensoverschrijdende interactie. Als een project aanzet tot (bij voorkeur duurzame) grensoverschrijdende interactie van doelgroepen (contacten, doelgroepen die over de grens voorzieningen benutten) kan er eveneens sprake zijn een grensoverschrijdende meerwaarde.