Geen afgravingen in Graafweide-Schupleer: Systeemherstel als duurzame keuze
De Vlaamse Landmaatschappij heeft, samen met partners en experten, besloten om af te zien van afgravingen in functie van verschraling in Graafweide-Schupleer, en kiest voor systeemherstel als duurzame aanpak.
ADMIRE | 30/04/2025
Afgraven van de bodem wordt vaak voorgesteld om snel overtollige fosfaten te verwijderen om ontwikkelingskansen te bieden aan schrale vegetatietypes. Deze ingreep heeft echter een grote impact op hydrologie, bodemkarakteristieken, erfgoed en archeologie. De ecohydrologische situatie van het 'wilde weike' bood nieuwe inzichten. De Vlaamse Landmaatschappij maakte een aangepast afwegingskader om te oordelen of afgraven effectief betere ontwikkelingskansen schept.
Situering en voorgeschiedenis
Het Natuurinrichtingsgebied ‘Graafweide-Schupleer’ ligt tussen de dorpskernen van Grobbendonk en Vorselaar en maakt deel uit van het Habitatrichtlijngebied ‘Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden’. Het landschap bestaat voor een belangrijk deel uit weilanden, maar omvat ook alluviaal bos en waardevolle half natuurlijke graslanden. Veen vinden we ook terug in deze alluviale vlakte. Via Natuurinrichting wordt er een robuuste natte natuurkern van 150 ha ontwikkeld.
De ecohydrologische studie (Van Ballaert et al., 2017) bracht in kaart welke maatregelen nodig zijn om de natuurdoelen te realiseren. Metingen tonen verhoogde fosfaatconcentraties in de toplaag van de meeste percelen, wat snel habitatwaardige natuurontwikkeling bemoeilijkt. Op basis van de gemeten plantbeschikbare fosfor werden potentiële afgravingsdieptes tussen de 10 en 40 cm voorgesteld voor een groot deel van de vallei aan de samenvloeiing van de Kleine Nete en de Aa (Fig. 1). Afgraven is echter een ingrijpende en kostelijke maatregel.
Figuur 1: Voorgestelde af te graven dieptes volgens de ecohydrologische studie (Van Ballaert et al., 2017).
Het 'wilde weike' als referentie in het gebied
Het 'wilde weike' bestaat uit de oudste percelen van het natuurreservaat en zijn dus al geruime tijd in natuurbeheer bij Natuurpunt. Deze percelen zijn gelegen op een veenbodem en botanisch goed ontwikkeld met vochtig schraalgrasland, blauwgraselementen (blauwe knoop) en zuur laagveenelementen (waterdrieblad, wateraardbei,..). Het 'wilde weike' toont aan dat iets hogere fosfaatwaarden niet steeds een probleem zijn. Het bezit eerder hoge plantbeschikbare en totale fosfaatwaarden dan gangbare literatuurwaarden suggereren. Toch ontwikkelt zich hier waardevolle vegetatie.
Het natuurlijk systeem vertoont hogere achtergrondwaarden van fosfaat, gezien er in het gebied vivianiet te vinden is (Fig. 4). Vivianiet is een natuurlijk ijzerfosfaatmineraal, waarvan het fosfaat een natuurlijke bron heeft, bijvoorbeeld (vis)beenderen. In de valleibodem komt ook veel ijzer voor. Dat zien we in de vorm van ijzerconcreties die aaneenkitten tot ijzeroerbanken. Het ijzer is oorspronkelijk afkomstig van de formatie van Diest, een mariene afzetting die in de ondergrond aanwezig is. Grondwaterstromingen die de formatie van Diest doorstromen, transporteren het ijzer mee. Het kwelwater in de vallei brengt het ijzer naar boven, waar zich ijzerconcreties vormen. Omdat ijzer de capaciteit heeft fosfaat te binden, blijken ijzerrijke bodems ook ware vangnetten voor fosfor. Ijzeroer bevat gemiddeld 8% fosfaat (R. Dreesen et al, 2024). Niet enkel natuurlijk fosfaat, ook fosfaat toegediend door bemesting blijft hangen in deze natuurlijke ijzerrijke bodems. Deze bodems met ijzeroer komen vaak samen voor met veenbodems, ook in Graafweide-Schupleer (Fig. 2).
Figuur 2: Aanwezigheid van veen in Graafweide-Schupleer gepresenteerd in de oranje vlakken (+/- 80 hectare). De kaart werd opgesteld op basis van de veenprikken. Het dikste veenpakket is 220 cm (Van Ballaert et al., 2017).
Nieuwe evaluatiecriteria
De inzichten uit het 'wilde weike' leidden tot een herziening van de evaluatiecriteria voor afgravingen. In het rapport ‘Natuurinrichting Graafweide-Schupleer, Evaluatie voorgestelde afgravingen, zomer 2024’ zijn alle criteria uitvoerig beschreven. De belangrijkste overwegingen:
- De aanwezigheid van veen (zelfs veraard veen) is een belangrijke reden om niet af te graven (Fig. 2 en 3). 1 cm veen representeert de veengroei over minimum 20 jaar. Bij afgraven van 20 cm veen verwijder je minstens 400 jaar aangroei. Het herstel gaat bovendien traag en daarbij wordt de oorspronkelijke dikte nooit meer bereikt (Fig. 3). Veen is een belangrijke bron van koolstofopslag. Het afgegraven veen zal snel afbreken en een bron van CO2-uitstoot zijn, door het blootstellen aan zuurstof. Het veen werd in het projectgebied ruimtelijk afgebakend aan de hand van veenprikken (zie Fig. 2). Bijkomend werden de zandbodems met een organische stofgehalte van minimum 20% als veenbodems beschouwd (World reference base for soil resources 2014 fao.org).
- Afgraven heeft een hydrologische impact. Afgraven verlaagt het maaiveld en creëert mogelijk een verzamelpunt voor regenwater. In natte valleigronden infiltreert regenwater moeilijk door de grondwaterstanden. Dit stagnerend regenwater veroorzaakt verzuring en anaerobe omstandigheden. De meeste vegetatietypes prefereren bovendien grondwater dat ook weinig schommelt. Daarnaast kunnen lokale grondwaterstromen afbuigen door afgravingen, met verdroging van omliggende percelen als gevolg.
- Na het afgraven ontstaat bovendien een nieuwe uitgangssituatie, niet enkel bepaald door de fosfaatwaarden. Ook naar de bewaring van de zaadbank en het bodempatrimonium is de impact groot. Dikke lagen tot 40 cm afgraven en verwijderen is drastisch.
Samen met de partners werd de theorie aan de praktijk op het terrein getoetst. Ook de haalbaarheid van het natuurdoel zonder afgraven bespraken we. Na voorzichtig en doordacht afwegen, beslisten we om geen afgravingen uit te voeren, tenzij de percelen onnatuurlijk opgehoogd zijn en we zo het landschap als systeem herstellen.
Figuur 3: Evolutie van de veendikte onder verschillende turfwinning-scenario’s. Hierbij wordt de geëxtraheerde veendikte gevarieerd. Het is duidelijk te zien dat de oorspronkelijke dikte niet meer bereikt wordt na afgraving/ontginning (Swinnen et al. 2022).
Conclusie
Afgraven verwijdert fosfaten snel, maar heeft ingrijpende gevolgen voor bodemkarakteristieken, hydrologie en vegetatieontwikkeling.
Vanuit Natuurinrichting wensen we te focussen op systeemherstel, wat een duurzamer alternatief biedt. Het dempen of verondiepen van kunstmatige grachten herstelt de grondwatertafel en behoudt het veen. Of fosfaten een blijvend obstakel vormen, zal de toekomst uitwijzen. Het 'wilde weike' toont aan dat hogere fosfaatwaarden niet per se een belemmering zijn.
Natuurdoelen ontwikkelen zich geleidelijk en vereisen een lange termijnvisie. Ondiepe afwateringssystemen helpen zuur regenwater en overtollig overstromingswater af te voeren. Daarnaast speelt het frequent maaibeheer een belangrijke rol in het verwijderen van nutriënten. Systeemherstel vraagt geduld, en de gewenste natuurdoelen zullen zich niet meteen ontwikkelen, maar het biedt een veerkrachtige en duurzame oplossing voor de natuurontwikkeling in Graafweide-Schupleer.
Figuur 4: Foto’s van vivianiet in Graafweide-Schupleer en Zwarte Beek (Wendy Janssen)

Tekst: Wendy Janssen, Chiara Bruckner, Hoy-Ming To en Samanta Delafaille (Vlaamse Landmaatschappij)
BRONNENLIJST
- Dreesen, R., Matthijs, J., Janssen, W., Creemers, G. (2024). Natuuronderzoek Limburg: De Vallei van de Zwarte Beek geologisch en archeologisch doorgelicht. LIKONA jaarboek 2024, pp. 8-26. “De vallei van de Zwarte Beek geologisch en archeologisch doorgelicht”
- Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO). (2015). World reference base for soil resources 2014: update 2015. World soil resources reports . Opgehaald van https://openknowledge.fao.org/...
- Swinnen, W., Hoevers, R., James, A., Broothaerts, N., Verstraeten, G. (2022, september). Veengebieden in riviervalleien: koolstofhotspots gevormd door mens en rivier. Natuurfocus, pp. 108-117. “Veengebieden in riviervalleien”
- Van Ballaert, S., De Becker, P., Herr C., Vandamme, L. , Verbaarschot, E., Weijters, M., Bobbink, R., Verbeiren, B., Huysmans, M. (2017). Ecohydrologische studie met bodemanalysen voor Graafweide-Schupleer . Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2017 (16). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. DOI: doi.org/10.21436/inbor.12862856
- Vlaamse Landmaatschappij (2024). “Natuurinrichting Graafweide-Schupleer: evaluatie voorgestelde afgravingen”. Niet gepubliceerd.
Gerelateerd nieuws
Blijf je graag op de hoogte?
Schrijf je in op onze nieuwsbrief!